Wateroverlast
Wat is het probleem?
In Vlaanderen veranderen de neerslagpatronen. In de zomer neemt de neerslag niet toe, maar zijn er wel steeds meer en intensere zomeronweders. Zomeronweders met zware neerslag (minstens 20 mm/dag) zijn bijna verdubbeld t.o.v. de jaren ’50. Niet alleen komen zulke dagen vaker voor, er valt ook steeds meer neerslag op zo’n zomerse onweersdag.
Wanneer regen onvoldoende in de bodem kan dringen, stroomt het regenwater over land af naar lager gelegen gebieden. De huidige klimaatverandering in samenspel met de verharding in Vlaanderen zorgen nu al voor meer wateroverlast dan enkele decennia terug. Zo’n wateroverlast kan zich zowel voordoen ter hoogte van de tijdelijke waterstroom als vanuit rioleringen, die de watertoevoer niet verwerkt krijgen.
Wat voorspellen de klimaatscenario's?
Onder invloed van klimaatverandering kan het aantal dagen met zware neerslag (≥ 20 mm) toenemen van gemiddeld 4 per jaar onder het huidig klimaat (referentieperiode 1976-2005) naar 8 in 2030 en 10 tegen 2050: een toename met bijna factor 3.
Tegelijkertijd kan ook de hoeveelheid neerslag die valt tijdens de zwaarste bui in een jaar toenemen van 31 mm nu naar 35 mm in 2050 (+12%). Een extreme bui die zich maar eens om de 20 jaar voordoet, kan in diezelfde periode zelfs aanzwellen van 62 naar 76 mm (+22%). Dat komt overeen met 76 liter of bijna 8 emmers water per m².
Wat is de impact bij wateroverlast?
Meer en intensere onweersbuien kunnen zorgen voor een toename van wateroverlast, voornamelijk in de steden, en ook voor meer erosie en modderstromen.
Gebouwen met wateroverlast
Momenteel blijkt 4,5 % van de (hoofd)gebouwen in Vlaanderen kwetsbaar voor extreme wateroverlast (kans 1/1000). Wanneer de klimaatverandering zich doorzet, kan dit tegen 2050 al oplopen tot 7,8 %: bijna een verdubbeling. Voor de kwetsbare instellingen waar personen verblijven die moeilijker zelf kunnen evacueren, liggen de percentages nog iets hoger: respectievelijk 6,5 een 11,4 %.
De gemiddelde maximale waterdiepte bij wateroverlast neemt in diezelfde periode toe van 38,1 naar 39,8 cm. Hoewel in zowat alle dorpen en steden de gebiedsgemiddelde toename beperkt is tot hoogstens een paar centimeter; blijkt dit niet het geval te zijn wanneer ingezoomd wordt tot op straatniveau. Al in 2050 worden in de meest gevoelige straten een toename van de maximale waterdiepte verwacht met enkele tientallen centimeter, lokaal oplopend tot een halve meter of meer. De hoogste toenames van de waterstand worden verwacht in die gebieden die nu al de hoogste/meest frequente wateroverlast kennen.
Figuur: Gebouwen met kans op wateroverlast (per wijk of statistische sector)
Geografische verschillen binnen Vlaanderen?
Mede door de hoge graad van verstedelijking is wateroverlast – ook al onder het huidige klimaat – een fenomeen dat zich in heel Vlaanderen kan voordoen: in iedere Vlaamse gemeente blijken er gebouwen te staan met risico op wateroverlast. Niettemin zit er grote spreiding op het aandeel van bedreigde gebouwen per gemeente: van minder dan 1 % tot 20 % en meer.
Tegen 2050 neemt het aantal gebouwen met mogelijke wateroverlast toe in alle gemeenten, al zit er een groot verschil op die toename die gaat van +30 % tot zelfs een verhoging met factor 4. Het aandeel bedreigde gebouwen kan daartegen variëren van 1 % tot meer dan 30 % per gemeente.
Zowel onder het huidig als onder toekomstig klimaat bevinden de meeste gebouwen met gevaar voor wateroverlast zich in de laagst gelegen delen van grotere steden (o.a. Antwerpen, Halle, Tienen, Diest …) en dorpscentra in hellende gebieden (bv. Voeren, Beersel, Bertem, Maarkedal … ).